Dit is de pagina waarop ik al mijn verschillende handwerken laat zien. Ben je geïnteresseerd in een bepaald thema, klik dan op één van onderstaande knoppen.
Vorig jaar kreeg ik een pak met 13 bollen grijs breigaren van Desiree. Dat vroeg om een project. Het lag al lang in mijn bedoeling om een fair isle vest te breien. Dit was mijn kans.
Het liefst wilde ik dit grijs combineren met een mooie kleur, maar dit grijs wilde alleen contrast geven met een heel lichte kleur. Contrast heb je wel nodig met inbreipatronen, anders is al het werk voor niets. Babyblauw of roze leek me niks.
Het patroon maakte ik met behulp van een flinke proeflap, het boek ‘Top down sweaters’ van Ann Budd en ‘Charts for color knitting’ van Alice Starmore. Het maken van het patroon was een flinke uitdaging.
Lang geleden heb ik de speciale uitgave van het blad Sandra gekocht: mannentruien. De trui die voorop staat heb ik twee keer gebreid, één keer voor mijn man en één keer voor mezelf. Dat moet in 1989 geweest zijn, ik herinner me mijn babydochter die onder het voorpand in de box lag, een lekker wollen dekentje. Deze truien zijn versleten en weg.
Daarna heb ik nog een blaadjestrui gebreid, een stuk moeilijker, met verschillende bollen veelkleurige sokkenwol. Dat zal dan in 1990 geweest zijn. Deze trui heb ik nog steeds en draag ik soms als ik het koud heb.
Ik had destijds nog geen enkele ervaring met inbreipatronen. Heen en weer, recht en averecht, dat was de manier. Alle draden rommelden zich in elkaar. Aan de averechte kant zag je absoluut niet wat je eigenlijk aan het doen was. Tegenwoordig brei ik met de rondbreinaald, alleen recht breien met links en rechts een draad. Dat is toch veel gemakkelijker.
In het voorjaar kocht ik een aantal bollen wol met een fantastische kleur – in verloop. Het was krap in hoeveelheid – en ook nog twee verschillende verfbaden – om iets voor mezelf van te breien, dus ik koos een open patroon. De geringe hoeveelheid garen en de twee verfbaden betekende heel veel opletten wanneer je een kleurwissel maakte, welke bol je daarvoor nam. Helaas heb ik niet goed gelet op de maat, het viel het gewoon te klein uit, het zat echt niet lekker. In mei was het klaar en belandde het dus in de kast. Ik had geen zin om het uit te halen en opnieuw te beginnen. Gisteren was ik bij mijn zusje en het vest was voor haar perfect van afmeting.
Kort voor het overlijden van mijn moeder in juni 2000 heb ik haar een zelfgebreide wollen trui gegeven. Deze trui is bij het leegmaken van de ouderlijke woning bij mij terecht gekomen en heeft dus jaren in mijn kast gelegen.
Onlangs kwam ik hem weer tegen, niet mijn kleur, niet mijn maat. Wat doe je er dan mee?
Ik ben te rade gegaan bij mijn zus. Die herinnerde zich de trui en wilde hem wel graag hebben. Zo gezegd, zo gedaan. Alleen… mijn zus heeft maat 38/40, de originele trui was toch wel maat 46/48. Het paste echt niet.
Ik besloot de trui uit te halen en een nieuwe te breien voor mijn zus.
De trui was met dubbele draad gebreid. Ik startte met het maken van bollen met die dubbele draad. Er zaten nogal wat beschadigingen in de wol, dus de draden moesten gesplitst worden in de twee oorspronkelijke kleuren. Dat was nog een behoorlijke klus.
De gesplitste, nog niet ontkrulde, bollen
De wol was – door het lange liggen – wel heel krullerig geworden. Eerst maar eens strengen maken.
Heel erg gekrulde wol. Hier kan je nooit een mooi breiwerk mee maken.
De strengen heb ik één voor één overdwars om de strijkplank gelegd, met de stoomstrijker er een klein stukje boven, verdwenen alle krulletjes als sneeuw voor de zon.
Met behulp van de wolparaplu en de wolmolen heb ik van de oude wol weer prachtige bolletjes gemaakt. Nu kan het breien beginnen.
Helaas zitten er nogal wat dunne plekken en knoopjes in het gebruikte garen. Er zijn een aantal manieren om een nieuwe draad aan het bestaande breiwerk toe te voegen. Normaal gesproken gebeurt dit zelden omdat je complete bollen hebt. Bij deze wol is het om de haverklap raak. In dit YouTube filmpje vond ik een heel goed bruikbare manier, die geen knoopjes heeft, nauwelijks een verdikking geeft en geen af te hechten draden of losse eindjes die moeten blijven hangen. Je kan dan kiezen voor de Russian join of de Cheater’s braided join. Zelf heb ik de Cheater’s braided join gebruikt.
Dit is de trui geworden. Een mooi model in de maat van mijn zus. Er zijn zelfs nog twee bolletjes over.
Een geweldige aankoop voor mij is het boek ‘Top down sweaters’ van Ann Budd. Voor de verschillende vormen van truien staan hier standaard patronen in. Ronde pas, raglan, zadelschouder en gewone ingezette mouw. Een standaardbeschrijving voor tricot truien. Een instinker is wel dat je de ‘ease’ nog moet toevoegen bij de keuze van de maat. Met deze standaard patronen, een proeflapje en wat rekenwerk, maak je een trui naar eigen ontwerp, die ook nog goed past.
Deze trui van Chris is top-down gebreid. Eerst de schouders van het achterpand met verkorte toeren, dan naar beneden breien (met meerderingen voor de oksels) tot de oksels. Schoudersteken opnemen voor het voorpand, verkorte toeren tot onderaan de halsopening. Dan voorpand heen en weer breien zoals achterpandtot de oksels. Voor- en achterpand samenvoegen en het lijf rondbreien tot de onderboord. Boord breien. Vervolgens steken opnemen bij de armsgaten, het bovenste stuk van de mouw heen en weer breien en vanaf de oksel weer rondbreien, eindigen met een boordje. Steken bij de hals opnemen en halsboord breien. Aan het eind hoef je alleen nog draadjes af te hechten. De trui past perfect.
Twee pakken opruimingswol – een verlopende bruin en een blauw – daarnaast nog een aantal verschillende bollen blauw en bruin er bij gekocht: het materiaal voor deze trui. Voor- en achterpand en mouwen zijn gelijk op gebreid, zodat de kleur- en materiaalverdeling in de trui goed zou zijn. Voordeel van deze methode is dat de trui ‘opeens’ klaar is.
Afgelopen november en januari heb ik twee workshops gevolgd om ‘contigious knit’ methode te leren. Je begint met verkorte toeren bij de hals, daarna brei je het hele vest in het rond met een knipbies middenvoor. De schouders en bovenkant van de mouwen worden direct in vorm meegebreid, zodat strepen mooi doorlopen. Aan het eind wordt het vest middenvoor doorgeknipt en de boorden er aangezet.
Elk jaar brei ik een trui voor Chris. De ene keer wat ingewikkelder, de andere keer wat eenvoudiger. Dit is een model van twee verschillende garens, waarbij je elke tweede naald steken afhaalt, daardoor ontstaat het patroon.
Ook voor de tweede kleindochter een truitje gebreid. Het garen is een katoen/merino mengsel. Dit truitje is voor een kindje van een jaar, dus mijn inschatting is, dat ze het vanaf oktober/november ongeveer zal passen. Dan lopen beide zusjes in hetzelfde truitje. De manchetten hebben een andere kleur.
Met een kleindochter van 2,5 jaar, kon ik het niet laten. Voor het eerst met 3 kleuren in één toer gebreid, dit blijkt mogelijk, maar wel erg vertragend. Materiaal katoen/merino, 22 steken op een decimeter.